De golfbaan schijnt bedoeld te zijn voor ontspanning en vermaak. Op het oog lijkt zij daar inderdaad geschikt voor, zeker nu met het zachte herfstweer. Terwijl de laaghangende zon pronkt met de kunsten van haar lichtspel en de bomen veranderd zijn in kroonluchters vol koperen, gouden en robijnkleurige hangers zoemen de greenkeepers ijverig heen en weer over de baan. Ik heb geen verstand van grassprieten, maar vermoed dat het niet eenvoudig is om zo’n enorme lap groen bij te houden. Zeker niet als daar alle dagen van de week mensen overheen lopen met de uitsluitende bedoeling erop in te slaan, met ijzeren stokken nota bene.
Ik heb er meer gedachten aan gewijd dan goed voor me is, want de eerbied voor de keurig onderhouden baan heeft zich inmiddels ontwikkeld tot pure angst. Ik durf dat mooie gras niet stuk te slaan. Met als gevolg dat ik al mijn ballen top, of erger nog: met een halfslachtige paniekbeweging een plag sla vóór de bal in plaats van erna. Mijn man en ik proberen tegenwoordig iedere week samen een paar holes te lopen en bij iedere slag is dit z’n standaard tekst geworden: ‘Kom op, niet bang zijn voor het gras. Gewoon slaan.’ Dan knik ik hem braaf toe, maar luisteren doe ik niet want ik trek op het laatste moment steevast m’n club in. De kleur groen zou rustgevend moeten werken, alleen dan moet je geen last hebben van grassprietenvrees. Al die golfbanen wedijveren om de mooiste greens maar ik zou het een opluchting vinden om een volledig afgeragde baan te vinden. Zijn daar ook advertenties van?
De verhouding tussen greenkeepers en golfers schijnt trouwens moeizame kanten te hebben. Zo heb ik me laten vertellen dat greenkeepers allergisch zijn voor niet gerepareerde pitchmarks, terwijl spelers niet zitten te wachten op het prikken en bezanden van de greens. Dat laatste vind ik onbegrijpelijk, maar dat ligt vooral aan mijn neurotische hang naar symmetrie waardoor het volmaakt evenwijdige gatenpatroon in het gras mij erg vrolijk stemt. Verder lijkt het me niet meer dan logisch dat golfers een buiging maken naar alle greenkeepers die zich onvermoeibaar inzetten voor de juiste golfcondities.
Een van de eerste dingen die de pro mij leerde toen ik met hem de baan in ging, was dat greenkeepers altijd voorrang hebben. Zo stond ik een keer gemoedelijk om me heen te kijken, in afwachting van de greenkeeper, toen de pro mij vroeg waarom ik de bal niet speelde. Daarop knikte ik naar het voorbijrijdende wagentje, 200 meter verderop. Met een grote glimlach stelde de pro mij gerust: ‘Geloof me, die raak jij voorlopig nog niet hoor.’ Ik moest daar laatst weer aan denken toen ik net wilde afslaan maar ineens een greenkeeper zag. Hij zwaaide dat ik m’n gang mocht gaan en bleef wachten, waarschijnlijk in de veronderstelling dat hij binnen mijn bereik stond. Terwijl, voor de ogen van de greenkeeper durfde ik al helemáál niet voluit te slaan dus daar topte ik de bal weer die met een lullig boogje 20 meter verderop belandde. De greenkeeper besloot wijselijk dat hij gerust verder kon en van mij niets te duchten had. Eén voordeel: voorlopig maak ik nog geen pitchmarks.
Zo blijf je altijd op de hoogte van de laatste acties en het nieuws