Beeld: Getty Images
Annet: “Is het nodig om in de Plaatselijke Regels van een baan op te nemen dat een kunstmatig aangelegd pad een vast obstakel is? Ik weet ook dat er een Plaatselijke Regel kan zijn waarbij de paden integraal onderdeel van de baan zijn. Dan moet je de bal spelen zoals ‘ie ligt.”
Je hebt gelijk. Kunstmatig verharde paden zijn per definitie een vast obstakel. Daarom behoor je dat niet op te nemen in de Plaatselijke Regels. Alleen als je een kunstmatig verhard pad niet zonder straf mag ontwijken, moet dat worden opgenomen in de Plaatselijke Regels (volgens Model Plaatselijke Regel F-1). Daarin staat dan dat kunstmatig verharde paden integraal onderdeel van de baan zijn.
Rob: “Mijn bal ligt in de bunker voor een steile wand. Ik probeer hem eruit te spelen, maar de bal blijft net onder de graszoden steken in de zwarte grond in deze steile wand. De bal ligt niet in de bunker. Krijg ik dan een vrije drop?”
Als de bal na een slag vanuit de bunker in de bunkerwand (buiten de bunker) vast blijft zitten, is de bal mogelijk ingebed in het algemene gebied (Regel 16.3). De bal moet dan in zijn eigen pitchmark liggen en een deel van de bal moet onder het grondoppervlak zijn.
Een bal die is ingebed in het algemene gebied mag je zonder straf ontwijken door een bal te droppen binnen één clublengte van het referentiepunt. Het referentiepunt is het punt in het algemene gebied direct achter de plek waar de bal is ingebed. De dropzone moeten altijd in het algemene gebied zijn en niet dichter bij de hole dan het referentiepunt. Zie ook Regel 16.3b en Clarification 16.3b/1.
Ellen: “Tijdens een matchplaywedstrijd deed mijn flightgenoot nog een paar slagen nadat de hole al halverwege de fairway (na 2x out of bounds) gegeven was. Mag dat?”
Ja, het is toegestaan om een hole uit te spelen waarvan het resultaat al vaststaat (Regel 5.5a). Als je de hole al hebt gegeven, mogen jij en je tegenstander dus nog wel de hole uitspelen.
Julian: “Tijdens matchplay sloeg mijn tegenstander een bal rechts de bossen in. Voordat ik ging zoeken sloeg ik eerst mijn bal. Mijn tegenstander bleef intussen zoeken en vond zijn bal. Vlak daarna vond ik eenzelfde gemerkte bal op de plek waar ik dacht dat zijn bal zou liggen. Ik confronteerde hem daarmee en hij gaf aan dat deze bal van hem was. Volgens hem was dit een verloren bal uit een oefenronde. Ik geloofde dat niet. Wat nu?”
Het heeft de schijn van valsspelen, maar dat moet je kunnen bewijzen om daarvoor een straf te kunnen laten opleggen. Als jij of iemand anders niet heeft gezien dat je tegenstander een andere bal heeft neergelegd, zou het waar kunnen zijn dat de andere bal van een eerdere ronde is geweest. Of dit aannemelijk is hangt ook af van de omstandigheden, zoals waar de bal lag en hoe lang geleden de vorige ronde is geweest.
Ervan uitgaande dat een van beide ballen van een eerdere oefenronde afkomstig is, moet worden vastgesteld wat de bal in het spel is. Als beide ballen van hetzelfde merk en type zijn, hetzelfde nummer hebben en/of identiek zijn gemarkeerd, of als je tegenstander niet weet welk merk, type of nummer hij heeft gespeeld, kan de bal in het spel niet worden geïdentificeerd (Regel 7.2) en is de bal verloren. De tegenstander moet dan met straf van slag en afstand opnieuw een bal spelen van de plek vanwaar de vorige slag is gedaan (Regel 18.2).
In deze aflevering zijn de vragen beantwoord door Walter Haandrikman (voorzitter van de Regel- en Handicapcommissie van de NGF) en Trudy Jonkman (Regel- en Handicapcommissie van de NGF).
Heb je ook een regelvraag? |
GOLF.NL beantwoordt jouw regelvragen. Heb je een vraag? Stuur een mail naar regelvraag@golf.nl of een bericht via social media (Twitter, Facebook, Instagram). Stuur als het kan ook een foto mee van de regelsituatie! |