In Regel 4.3a van de Golfregels staat dat een speler geen uitrusting mag gebruiken (anders dan een club of een bal) die op een kunstmatige manier de benodigde vaardigheid en het beoordelingsvermogen - die wezenlijk zijn voor de uitdaging van het spel - vermindert of uitsluit. Je mag een club of bal ook niet op een ongebruikelijke manier gebruiken bij het doen van een slag. ‘Ongebruikelijke manier’ betekent een manier die wezenlijk anders is dan bedoeld en die doorgaans niet wordt erkend als onderdeel van het golfspel.
Golfclubs moeten ook voldoen aan de eisen die in de regels voor uitrusting zijn vastgelegd. Het kan zijn dat een chipper voldoet aan deze regels en dus gewoon gebruikt mogen worden. Er zijn ook chippers in omloop die aan twee kanten van het clubhoofd een slagvlak hebben, die voldoen niet aan de regels voor een golfclub en mogen niet worden gebruikt. In de interpretaties van de regels voor uitrusting staat daarover het volgende:
Een chipper is een ijzeren club, voornamelijk ontworpen voor gebruik buiten de green, meestal met een loft van meer dan tien graden. Omdat de meeste spelers een puttbeweging maken bij het gebruik van een chipper, is er een neiging om de club te ontwerpen alsof het een putter is. Daarom zijn de volgende vijf regels, speciaal voor een chipper, opgesteld:
Dat betekent dus dat chippers, mits voldaan aan bovengenoemde voorwaarden, nog steeds legaal zijn. Het is in ieder geval niet toegestaan om te spelen met een chipper die twee slagvlakken heeft, uitzonderlijk lang is (langer dan een ijzer-8 bijvoorbeeld) of een rechthoekige grip heeft.