Als je last hebt van een abnormale baanomstandigheid, zoals een vast obstakel in de vorm van een sproeikop, in algemeen gebied, dan mag je die zonder straf ontwijken. Er is sprake van een belemmering in elk van de volgende gevallen:
In het geval van Koepka had hij last van de sproeikop bij het innemen van zijn stand. Dat betekende dat hij de bal mocht droppen binnen één clublengte vanaf het referentiepunt waar hij geen last meer had van de sproeikop (Regel 16.1b). Omdat zijn bal net in het hoge gras was gerold, kon de vijfvoudig majorwinnaar op de fairway droppen.
“Dat zorgde ervoor dat ik een volle ijzer-6 kon slaan, in plaats van een ijzer-5 uit de rough”, reageerde Koepka. Hij profiteerde in optima forma, want zijn bal eindigde op een meter van de hole. De eagleputt die volgde was een formaliteit voor de LIV-golfer.
Het maakt bij het ontwijken van een vast obstakel dus niet uit in welke lengte van het gras je ligt. Je moet dan droppen in algemeen gebied en daar behoort de green niet toe, net als de afslagplaats van de hole, alle hindernissen en alle bunkers.
Het is overigens niet toegestaan om een abnormale baanomstandigheid te ontwijken wanneer het spelen van de bal duidelijk onredelijk is. Bijvoorbeeld wanneer de speler geen slag kan doen door de ligging van de bal in een struik. Ook krijg je geen vrije drop als je een duidelijk onredelijke club, stand, swing of speelrichting kiest.