Als tijdelijk water in een bunker een belemmering vormt voor de ligging van je bal of je voorgenomen stand of swing, mag je deze belemmering alleen zonder strafslag ontwijken als je een bal in dezelfde bunker dropt.
Voor het bepalen van de dropzone, moet je het dichtstbijzijnde punt bepalen (ten opzichte van waar de bal ligt), dat niet dichter bij de hole is en waar de belemmering volledig wordt ontweken. Als de bunker vol staat met water is het vaak niet mogelijk om het tijdelijk water volledig te ontwijken. Dan mag je als referentiepunt het dichtstbijzijnde punt in de bunker bepalen, niet dichter bij de hole, waar je het minste last hebt van het tijdelijk water. Als je het referentiepunt hebt bepaald, dan mag je binnen een clublengte van dat punt een bal droppen in de bunker, niet dichter bij de hole. Dit staat beschreven in Regel 16.1c.
Als er in de bunker - niet dichter bij de hole - geen punt zonder enige belemmering en ook geen punt met de minste belemmering te vinden is (of als je niet in die bunker vol met water wilt droppen), dan is er nog een extra optie. Je mag dan met een strafslag een bal buiten de bunker droppen, op een rechte lijn naar achteren, die loopt van de hole door de plek van de oorspronkelijke bal.
Als een bunker vol met water staat, kan de Commissie ook Plaatselijke Regel F-16 instellen. Daarmee wordt de gehele bunker tijdelijk behandeld als grond in bewerking in het algemene gebied. Dat betekent dat niet Regel 16.1c van toepassing is, maar Regel 16.1b, als gevolg waarvan je zónder strafslag buiten de bunker een bal mag droppen.