Een schapenweide wordt in de praktijk vaak gemarkeerd als abnormale baanomstandigheid tevens verboden speelzone met de volgende plaatselijke regel:
Het gemarkeerde gebied voor grazende schapen (met of zonder schapen binnen de afrastering), is een verboden speelzone die moet worden behandeld als een abnormale baanomstandigheid. Als bekend of praktisch zeker is dat de bal in dit gebied ligt, moet de speler dit gebied ontwijken volgens Regel 16.1f. Dit betekent dat je de bal niet uit dit gebied mag spelen en ook geen slag mag doen als dit gebied een belemmering vormt voor je stand of swing als de bal er buiten ligt. Het gebied behoort te worden gemarkeerd door palen, lijnen of fysieke kenmerken. Bij schapenweiden is de grens vaak gemarkeerd met een afrastering.
Je moet een belemmering door de schapenweide verplicht ontwijken, zonder straf, in de volgende gevallen:
Als het afgerasterde gebied zo dichtbij is dat de speler er weliswaar door wordt afgeleid, maar er niet wordt voldaan aan een van de bovengenoemde eisen, is er geen sprake van een belemmering volgens deze regel en moet je de bal spelen zoals hij ligt.
Wanneer je de bal niet uit het schapengebied mag spelen en het gebied volgens een plaatselijke regel ook niet mag betreden, dan zijn er vier mogelijke situaties:
Als de bal zichtbaar is, bepaal je het dichtstbijzijnde punt zonder enige belemmering in het algemene gebied (referentiepunt). Je moet vervolgens een bal droppen binnen de dropzone van één clublengte.
Als de bal niet wordt gevonden en het bekend of praktisch zeker is dat de bal tot stilstand is gekomen in de schapenweide dan mag de situatie worden ontweken volgens Regel 16.1e. Het referentiepunt is het punt waar de bal voor het laatst de grens van de schapenweide heeft gekruist. Je moet vervolgens een bal droppen binnen de dropzone van één clublengte.
Zodra een andere bal in het spel is gebracht, is de oorspronkelijke bal niet langer de bal in het spel en mag niet meer worden gespeeld. Dit is ook het geval als de bal vervolgens toch buiten de schapenweide wordt gevonden voordat de zoektijd van drie minuten voorbij is (zie Regel 6.3b).
Als de bal bijvoorbeeld ook in het hoge gras naast de schapenweide kan liggen en niet wordt gevonden, is het niet zeker dat deze in de schapenweide ligt. De bal is dan verloren en je moet terug naar de plaats waar je de vorige slag hebt gedaan met bijtelling van één strafslag.
Volgens Regel 16.1f (2) moet je de belemmering door de afrastering ontwijken door het dichtstbijzijnde punt te bepalen, waar je met je stand en swing geen last meer hebt van de afrastering (referentiepunt). Je moet vervolgens een bal droppen binnen de dropzone van één clublengte.