Van mijn geringe lengte heb ik als volwassen vrouw zelden last, ik kruip in de supermarkt zelf het schap in als ik ergens niet bij kan en heb altijd een pollepel voor als er iets achter de bank valt. Sinds ik golf, merk ik echter dat m’n lengte voor- én nadelen heeft. Zo heb ik nooit moeite met balans, want ik sta dicht bij de grond. Dat mijn swing vlak is en ik niet bijzonder ver sla, heeft met mijn korte armen te maken, vrees ik.
Hoe dan ook: na een rondje met twee vrienden kwam ik erachter dat mijn set voor beginners geen driver heeft (een houten-5 is alles wat ik heb om mee te meppen). “Je bent denk ik wel toe aan grover geschut”, aldus een van de gasten.
Daarnaast is het te gek voor woorden dat ik sta te klungelen met een veel te lange putter. De achterkant priemt gewoon tussen de D-cup in, als ik voorover sta. Het is a: geen gezicht en b: niet bevorderlijk voor m’n spel. Een collega zei vorige week zelfs streng: “Dat is ankeren, en dat mag niet.”
Als ik bij clubfitter Theo Erben voor de carport sta, weet ik meteen dat ik de juiste beslissing heb gemaakt
Een andere collega raadde me aan mijn clubs te laten fitten: “Daar ga je veel voordeel uit halen.” Hij is een equipment-deskundige en wilde me naar een goede fitter sturen. Onzin, vond weer een andere golfvriend: “Ga maar eerst beter spelen voordat je iets op maat laat maken. Dat is zonde van je geld.”
Of het nu wel of niet verstandig is, bleef in het midden. Maar als ik bij clubfitter Theo Erben voor de carport sta, weet ik meteen dat ik de juiste beslissing heb gemaakt. Ik bel aan en een vriendelijke man doet open. Z’n echtgenote heeft net een visje gehaald in de stad. Als Theo hoort dat ik lunch moest skippen om op tijd te zijn, biedt hij een appel of een boterham aan. Ik houd wel van een warm en gastvrij welkom.
In de oefenruimte bekijkt Theo mijn swing, hij had al aan de foto’s van eerdere columns gezien dat ik een bijzondere grip heb. Het stelt hem gerust dat Cees Renders me inmiddels al heeft opgevoed in deze. Toch geeft Theo nog wat advies, hij ziet veel voorbijkomen in zijn praktijk.
“Met kleine handen kun je beter voor een baseball-grip kiezen", zegt hij. "Wat jij nu doet is een zogeheten interlock.” “O”, zeg ik. “Is dat fout?” “Nee, maar dat kan voor dames vaak pijnlijk zijn. Zeker op latere leeftijd, want dan is de klap te groot voor je pink (die omhoog staat zoals bij thee drinken) om op te vangen.”
Waarom zou ik mijn grip veranderen als de golfkoning het ook zo doet?
“Het probleem is dat het niet als een keuze voelt”, zeg ik wanneer ik de Theo-variant probeer. De baseball-grip voelt raar. Alsof de club elk moment uit m’n handen glijdt. Dan zegt Theo: ”Tiger Woods heeft ook een interlock.” “Nou”, zeg ik verbaasd. “Waarom zou ik mijn grip veranderen als de golfkoning het ook zo doet?”
Theo lacht bescheiden en meet geduldig de clubs uit het beginnerstasje. We komen er nu achter dat mijn ijzer-5 eigenlijk overbodig is, de putter bizar lang en alleen de ijzer-7 precies goed op maat is. Misschien is dat de reden dat ik bijna alles met een ijzer-7 doe?!
“Eigenlijk ben ik hier ook omdat ik nog geen driver heb”, zeg ik. “Die is ook wel heel groot, qua clubface”, aldus de clubfitter. Na een paar keer slaan zegt Theo, die aandachtig naar m’n swing kijkt: “Wat vind je van een hybride?” Hij geeft me een club, en ik voel meteen dat die vederlicht in de hand ligt. Als ik ernaar kijk kan ik me niet voorstellen dat je met die club ver slaat. Maar ik heb het volledig mis. M’n swing lijkt beter. En al voelt het niet hard, toch sla ik de bal meteen meters verder.
Dat het een schot in de roos is, blijkt als Theo in z’n gereedschapskamer bezig is en ik in de tussentijd ballen blijf slaan met de hybride omdat ik er helemaal lekker inzit. Wat is deze club heerlijk licht! Interlock of niet, ik kan me niet voorstellen dat ik van de hybride een blessure krijg.
Theo lacht hartelijk als hij klaar is. Hij laat zien hoeveel hij van de putter heeft gehaald: 9 (!) centimeter. “Wow”, zeg ik als ik het puttertje zie. “Wat een verschil.” We tellen op en komen op een prima totaalsom. Al m’n clubs zijn voor weinig gefit en ik mag over drie weken de hybride ophalen, die Theo zojuist besteld heeft. Als ik aanstalten maak om weg te gaan, informeert zijn aardige wederhelft me over het noodweer op de weg. “Pas je wel op, ze waarschuwen op het nieuws voor code geel.”
Als ik me een week later meld voor een gezamenlijke les bij James, laat ik lesgenoot Roy trots m’n aangepaste putter zien: “Kijk!” “Ah”, zegt ie, alsof ik een puppy vasthoud: “Wat een schattig ding." “Ja”, zeg ik, “er moest 9 centimeter af! En ik heb mezelf een hybride cadeau gedaan…” James lacht, ik zie een beetje trots en weet: ik klink al als een echte golffanaat.