Je leert gevoel te krijgen bij welke zwaailengte je moet maken om je bal zo dicht mogelijk bij de hole te krijgen.
Ga naar de oefengreen en leg op 5 en 10 meter van de hole drie ballen neer. Speel de eerste bal vanaf 5 meter expres voorbij de hole. De tweede bal speel je expres vóór de hole. Je hebt nu gevoeld welke zwaai je maakt als je bal voorbij de hole rolt en als hij voor de hole stopt. Als je weet wat te ver en wat te kort is, kun je proberen de derde bal zo dicht mogelijk bij de hole te laten eindigen.
Doe daarna hetzelfde bij de 10-meterputt. Weet dat de bedoeling van een middellange of lange putt altijd is om de bal zo dicht mogelijk bij de hole te laten eindigen, zodat je de putt daarna kunt holen.