De tours maken gebruik van een formule om het prijzengeld te verdelen. Als voorbeeld nemen we de PGA Tour. Bij een regulier toernooi krijgt de winnaar 18 procent van de prijzenpot. Tijdens de AT&T Pebble Beach Pro-Am in februari werd er bijvoorbeeld 9 miljoen dollar verdeeld. Justin Rose, die het toernooi op zijn naam schreef, ging dus naar huis met 1,62 miljoen dollar.
Het verschil tussen eerste en tweede worden is behoorlijk op de grootste tour ter wereld. De runner-up krijgt 10,9 procent van de prijzenpot, terwijl nummer drie 6,9 procent krijgt. Op Pebble Beach werden Brendon Todd en Brandon Wu samen tweede. Het prijzengeld voor nummers twee en drie wordt dan bij elkaar opgeteld en gedeeld door twee. Dat gaat als volgt:
10.9% + 6.9% = 17.8%
17.8 / 2 = 8.9
8.9% van 9.000.000 = 801.000
Alle andere plaatsen krijgen ook een vast percentage van de prijzenpot. Zo ontvangt de speler die zeventigste eindigt 0,2 procent van het prijzengeld. Spelers die de cut niet halen, krijgen geen geld. Op majors is er sprake van een onkostenvergoeding na een gemiste cut. Dit varieert tussen de 4.000 en 10.000 dollar.
Op de Ladies European Tour onvangt de winnares van het toernooi 15 procent van het prijzengeld. De nummer twee krijgt 9 procent van het totaal. De prijzenpot bij het Big Green Egg Open op de Hilversumsche Golf Club was dit jaar 300.000 euro. Dat betekent een cheque van 45.000 euro voor de speelster die na 54 holes bovenaan het leaderboard stond (Trichat Cheenglab, foto boven). Er waren twee nummers 2 die beiden 22.500 euro konden bijschrijven. Op de LPGA wordt een vergelijkbare formule gebruikt.
Op de PGA Tour en DP World Tour zijn spelers overigens verzekerd van een inkomen als ze minimaal vijftien toernooien spelen. Op het Amerikaanse circuit wordt het prijzengeld aangevuld tot 500.000 dollar als een speler dat bedrag niet haalt. DP World Tour-spelers zijn verzekerd van 150.000 dollar.