De oprichting van het Nederlandse Golf Comité (NGC) in 1914 heeft een belangrijke rol gespeeld in de popularisering van golf. Het comité, een voorloper van de NGF, bestond uit een groep enthousiaste Nederlandse golfers. Zij organiseerden nationale en internationale kampioenschappen en stampten ook de huidige interclubcompetitie uit de grond.
Iets minder dan 10 jaar later kwam Douglas Monk naar Nederland, een Engelsman die een zeer grote rol zou gaan spelen in de professionalisering van golf.
Op de Hilversumsche had Monk een reputatie als een prima leermeester.
Monk, geboren op 17 mei 1900, leerde golf als caddie, net als veel landgenoten. Hij was de zoon van een greenkeeper/professional, A.C. Monk, die van 1906 tot 1923 werkzaam was op East Herts GC in de buurt van London. In de Eerste Wereldoorlog werkte Douglas als technicus bij de RAF in Mesopotamië. Douglas was werkzaam als assistent-professional op East Herts GC, net als zijn broer Guy, maar toen hun vader als professional stopte op deze club, in 1923, moest Douglas een nieuwe uitdaging zoeken.
Hij kwam als vervanger van landgenoot E.J. Hill naar de Hilversumsche Golfclub, waar hij als lid van de Engelse PGA op 10 september 1923 werd geaccepteerd. Zijn beslissing om naar Nederland te komen zou grote gevolgen hebben voor het Nederlandse golf. Al vrij snel, in 1924, werd Monk betrokken bij de oprichting van de Nederlands Professional Golfers Associatie (NPGA, nu PGA Holland). Monk werd benoemd tot secretaris en was verantwoordelijk voor de onderhandelingen met alle golfclubs in Nederland en met het NGC. Hij kopieerde de statuten van de Britse PGA, en vroeg erkenning als associatie van de PGA, (die werd gegeven in 1928).
Volgens Piet Witte werkte Monk liever in zijn werkplaats dan dat hij les gaf.
Monk kreeg ook toestemming van de Hilversumsche om het adres van de club te gebruiken als officiële zetel van de NPGA. Gelukkig voor historici was Monk iemand die alles op orde hield, zijn papieren uit zijn tijd als secretaris vormen nu het grootse deel van het archief van de PGA Holland. Uit deze papieren blijkt dat Monk goed onderwijs heeft genoten; op doordachte wijze correspondeerde hij met bedrijven en de top van het NGC. Bovendien was hij een prima onderhandelaar die niet bang was om advies te vragen.
Op de Hilversumsche had Monk een reputatie als een prima leermeester. Hij heeft verschillende leden naar een hoog niveau gebracht, Dudok van Heel bijvoorbeeld. Ook zijn caddies en assistenten zijn verdienstelijke golfers geworden. Golf in Nederland was waarschijnlijk heel anders geweest zonder de professionals die hij heeft begeleid: Piet Witte, W Ragless, Gerrit Dorrestein en anderen.
In 1931 kwam ook Monks broer Guy naar Nederland; hij heeft zijn broer op de Hilversumse geholpen en heeft ook les gegeven op de Rosendaelsche.
Volgens Piet Witte werkte Monk liever in zijn werkplaats dan dat hij les gaf. Hij en zijn assistenten waren daar voortdurend bezig. Hij maakte tot 1930 houten en ijzeren clubs voorzien van hickory shafts en daarna met stalen shafts - altijd met zijn naam gestempeld in de kop. Zijn clubs waren van uitzonderlijke kwaliteit. De koppen van zijn houten waren gemaakt van het allerbeste persimmon hout, hout dat zo hard is dat veel van deze clubs vandaag nog in perfecte staat zijn.
Monk was ook een goede zakenman. Hij was vertegenwoordiger voor onder meer de Harlequin Golf Ball Company in Londen en leverde ballen aan al zijn collega-professionals in Nederland. Zijn contacten met dit bedrijf heeft hij als NPGA-bestuurslid later ook benut.
Monk vond de Harlequin Golf Company bereid om een Nationaal Professional Kampioenschap te ondersteunen, het was de eerste keer dat een bedrijf de golfsport sponseerde in Nederland.
In 1940 vluchtte Monk uit Nederland met de allerlaatste boot van IJmuiden naar Engeland. Hij werkte in de oorlog in een fabriek en is eind 1946 teruggekeerd naar de Hilversumsche en werkte daar tot zijn pensioen in 1957.
In zijn functie bij de NPGA heeft Monk heel veel bereikt. Het is niet bewezen maar wel waarschijnlijk dat het idee om een beroepsvereniging te vormen van hem kwam. Hij was in elk geval een van de zeven founder members. Een van zijn doelen was om meer wedstrijden te organiseren voor de NPGA-leden. De NGC had begin jaren 20 beloofd om een Nationaal Open Kampioenschap te creëren. Er gebeurde niets en Monk vond dat het tijd was om er zelf iets aan te doen. Hij vond de Harlequin Golf Company bereid om een Nationaal Professional Kampioenschap te ondersteunen. Het was de eerste keer dat een bedrijf de golfsport sponseerde in Nederland. Harlequin schonk een zilveren beker en stelde geldprijzen beschikbaar voor de beste spelers.
Het NGC was niet blij met deze ontwikkeling, men vond dat het comité het exclusieve recht had om een Nationaal kampioenschap te organiseren. Na veel onderhandelingen en geruzie heeft Monk toch zijn zin gekregen. Het eerste kampioenschap werd gespeeld op de Twentsche Golfclub in 1928. De Twentsche verzocht om permanent gastheer van het kampioenschap te worden. Monk vond dat onverstandig, maar als prima zakenman stelde hij voor dat de Twentsche een eigen jaarlijkse wedstrijd zou organiseren - en zo was de Twente Cup geboren.
Na de ruzie met de heren van het NGC vroeg Monk advies aan de Engelse PGA hoe hij een betere relatie kon ontwikkelen met de amateurbond. De PGA stelde voor om verschillende hoogstaande en invloedrijke amateurs een erefunctie in de NPGA te geven. Monk vroeg daarop meteen Jhr Mr A.M. Snouck Hurgronje, W.G. Jansen, W.H. Pelletier, G.M. del Court van Krimpen, AP van Hoey Smith en W. Redelmeiere om ere- en vice-voorzitters te worden. Het NGC zag uiteindelijk in dat het Nationale Open Kampioenschap niet langer uitgesteld kon worden en in 1929 is het voor de eerste keer gespeeld.
Het initiatief om kennis te bundelen en zo veel mogelijk samen te werken met de amateurbond was in die tijd gewaagd en niet overal populair, maar als men bedenkt hoe PGA Holland en NGF tegenwoordig hun krachten hebben gebundeld kan men vaststellen dat Monk vooruitliep met zijn ideeën.
Monk heeft in het belang van de NPGA-leden ook veel met golfclubs gesproken over werkomstandigheden, contracten en tarieven. Zijn onderhandelingen betekenden een belangrijke stap voorwaarts in het opwaarderen van het beroep golfprofessional in Nederland. Hij is in functie gebleven bij de NPGA tot zijn vlucht naar Engeland in de Tweede Wereldoorlog. Toen hij in 1957 met pensioen ging is Monk benoemd tot erelid van de PGA in 1970. Hij stierf in Zeist op 8 juni 1976.
Zoals eerder gezegd moet Monks invloed op golf in Nederland niet worden onderschat. Zijn club, de bond, collega’s en golf in het algemeen hebben geprofiteerd van Monks ideeën, doorzettingsvermogen en talenten. Amerikaanse tourprofessionals vandaag zeggen vaak dat Walter Hagen het mogelijk heeft gemaakt dat zij nu een prachtige carrière kunnen hebben. Nederlandse professionals kunnen hetzelfde zeggen over Douglas Monk.
Iain Forrester
Bronnen: Arnout Janmaat (bestuurslid/archivaris Stichting NGA Early Golf), archief PGA Holland, jubileumboeken van de Hilversumsche GC, de familie Monk, het archief van de PGA.
Interesse in de geschiedenis van golf, colf en kolf? Kijk op golfgeschiedenis.nl.