In deze set-up zie je een aantal dingen dat afwijkt van een normale set-up:
Omdat we met long driving op onze maximale kracht slaan, komt het regelmatig voor dat de handen het tempo van het lichaam niet kunnen bijbenen. Gevolg: de release komt net te laat en je krijgt een bal die naar rechts vertrekt. Om de handen sneller te maken, kun je een zogeheten sterkere grip gebruiken. Met deze grip release je makkelijker en kunnen de handen meer snelheid maken. Vaak is het bij een long-drivewedstrijd een beetje zoeken. Je slaat je eerste bal helemaal voluit en dan kijk je goed naar de balvlucht. Als ik de grid rechts mis, dan maak ik voor de volgende bal mijn grip wat sterker. Als ik echter een hook sla, dan zijn mijn handen te snel en maak ik mijn grip wat zwakker.
Als je mijn balpositie bij de long drive vergelijkt met de normale balpositie met een driver, zie je dat de bal meer naar links ligt. Dit doe ik om een zogeheten positieve angle of attack te krijgen, wat betekent dat ik de bal in een opgaande beweging raak. Met ijzers heb je vaak een negatieve angle of attack, wat extra spin en controle creëert, maar met long driving wil ik juist minder spin op de bal. Ik probeer zoveel mogelijk energie van mijn club om te zetten in voorwaartse beweging van de bal, en dit gaat het beste als mijn clubhead in dezelfde richting beweegt als de launch angle (vertrekrichting) van de bal.
De top van de backswing van een long driver wijkt het meest af van een normale swing. Het is duidelijk dat een long driver bereid is accuratesse op te offeren voor extra snelheid. Je gaat van zo'n extreme backswing wel harder slaan, maar niet noodzakelijkerwijs beter golfen. Hier de meest in het oog springende verschillen.
Een long driver stelt de release heel lang uit en is met zijn lichaamsrotatie en zijn handen al bijna bij de bal, terwijl het clubhoofd nog boven in de swing zit. Op de linkerfoto zie je dat mijn handen al bijna ter hoogte van de bal zijn terwijl mijn clubhoofd nog een lange weg te gaan heeft. In de heel korte tijd dat je handen nog maar enkele centimeters afleggen om bij de bal te komen, legt je clubhoofd een heel groot deel van zijn traject af, en zo wordt de snelheid ontwikkeld. Uiteindelijk, als je timing goed is natuurlijk, komen je handen en clubhoofd op hetzelfde moment bij de bal. Op de rechterfoto zie je duidelijk dat op het moment van impact de linkerarm en de shaft helemaal recht op één lijn zijn.
Bij de follow through, zie je het omgekeerde effect van de downswing. De handen zijn maar nét voorbij de bal terwijl het clubhoofd al op weg naar boven is. In de korte tijd dat de handen van de positie vlak voor impact naar de positie vlak na impact gaan, legt het clubhoofd een zwaaibaan van meer dan 180 graden af. Het clubhoofd heeft dus heel snel veel snelheid ontwikkeld.
Hier zie je goed hoe het gewicht verplaatst is van mijn rechterbeen (top van de backswing) naar mijn linkerbeen, het zogenaamde door de bal heen bewegen. Nogmaals: een gewone golfer doet dit met mate, ik doe het zo veel en zo extreem mogelijk. Het komt zelfs regelmatig voor dat ik volledig uit balans ben na mijn swing en bijna omval.
Luister ook de podcast 'Podje Golf' met Bob de Boef over long driven:
Zo blijf je altijd op de hoogte van de laatste acties en het nieuws
Om afstand te maken kan een bal het beste onder een bepaalde hoek worden weggeslagen (launch angle) met een bepaalde hoeveelheid backspin die de bal langer in de lucht houdt. Twee factoren die in sterke mate de launch angle bepalen zijn de loft van de club en de angle of attack. Een gewone golfer heeft een driver van tussen de 9 en 12 graden. Hoe meer loft, hoe meer spin een bal krijgt (bij dezelfde clubhoofdsnelheid). Omdat het bij long driving puur om afstand gaat, willen we zoveel mogelijk voorwaartse beweging aan de bal meegeven. Daarom slaan we met drivers met minder loft (tussen de 2 en 6 graden). Maar als we dit doen met een normale swing, vertrekt de bal veel te laag. Om de ideale launch angle te creëren met weinig spin en toch zoveel mogelijk snelheid, slaan we met een positieve angle of attack. Dit betekent dat het clubhoofd in een opgaande beweging de bal raakt.
Als je een foto maakt van een downswing, zie je de hoek die wordt gevormd door de linkeronderarm en de shaft (zie foto onder). Dit noemen we de lag. Hoe kleiner de hoek, hoe groter de lag. Het is één van de moeilijkste principes van ver slaan maar ook een van de belangrijkste. Hoe langer je je release uitstelt (dus hoe meer lag je creëert), hoe hoger je acceleratie en hoe meer clubhoofdsnelheid. Als je een swing maakt zonder bal, dan hoor je op een bepaald moment een zoevend geluid vanwege de luchtweerstand. Dat is het punt waarop je club de hoogste snelheid heeft. Als het goed is, is dit ongeveer op het punt van raken (of net iets erna).
TIP VOOR MEER LAG: hou je handen en polsen ontspannen. Vaak zie je spelers die een verre drive in gedachte hebben, heel hard knijpen in hun club om zo (voor hun gevoel) meer kracht te kunnen geven. Dit werkt alleen maar contraproductief. Er zijn genoeg spieren die keihard aangespannen worden tijdens (dus niet voorafgaand aan) de golfswing, denk hierbij aan benen, billen en buikspieren, maar probeer je handen en polsen ontspannen te houden.
Er zijn verschillende onderdelen van je swing die snelheid creëren (heupactie, schouderdraai, polsrelease) en als die goed samenkomen, is de snelheid het hoogste. De polsrelease (het over elkaar draaien van de handen) is daarbij de allerbelangrijkste factor.