Een golfbaanarchitect ontwerpt een golfbaan voor een opdrachtgever; de architect bepaalt in grote mate de stijl, moeilijkheid en uitdaging van de baan.
Het is een vak. Een goede baan is aangelegd door een architect, een goede baan van een leek is uiterst zeldzaam. In het buitenland heb je opleidingen golfbaanarchitectuur. Frank Pont bijvoorbeeld volgde de opleiding golf course architecture aan de Heriot Watt University in Edinburgh.
Iedere golfbaanarchitect heeft een eigen stijl en golfers die zich een beetje verdiepen in banen hebben favoriete ontwerpers.
Als je in kringen van banenliefhebbers verkeert, zul je vaak het woord 'routing' horen. Het betekent de weg die de golfer volgt van het clubhuis via de eerste tee tot de achttiende green en het clubhuis. Maar routing is een breed begrip. Tom Doak, die wordt beschouwd als een van de beste architecten van dit moment, schaart bijvoorbeeld ook de volgende zaken onder de term routing.
Het eerste wat een architect doet bij het ontwerpen van een nieuwe baan is een routing maken. 'Ik noem de routing het skelet van de golfbaan', zegt Frank Pont. 'Waar komt het clubhuis, waar de greens, waar de tees? Aan het skelet kun je achteraf weinig meer veranderen; aan een slechte routing valt later weinig te herstellen.'
De beroemde architect Harry Colt zocht altijd als eerste naar de mooiste plaatsen op het terrein voor par-3-holes, om daarna de routing te voltooien. Pont: 'Waarom zo veel aandacht voor mooie par-3-locaties? Omdat iedereen op een par 3 een par of birdie kan maken.'
Een routing kan geanalyseerd en geobjectiveerd worden. Je noteert dan onder meer de variatie in par, de lengte van de holes, de speelrichting (windrichting/kompas), het aantal doglegs, de loopafstanden van greens naar tees en de hoogteverschillen. Het hoeft weinig betoog dat een fictieve baan met veertien kaarsrechte holes, vier par-3-holes achter elkaar en een loopafstand van twee kilometer tussen greens en tees gekwalificeerd wordt als 'een slechte routing'.
Golf in den beginne was matchplay op linksbanen. De links (onvruchtbare gebieden tussen zee en land) waren leeg en verlaten en het licht golvende landschap draineerde goed. Wind vormde de grootste natuurlijke hindernis, samen met zanderige plekken die we nu bunkers noemen. Het waren aanvankelijk opengeschraapte schuilplaatsen van koeien en schapen achter een heuveltje, waar het vee uit de wind lag. De 'bunkers' van toen werden niet geharkt ...
Alle golfbaanontwerpen zijn op de vroege linksbanen gebaseerd. Maar nu zijn bunkers strakke zandbakken, perfect gemanicuurd. Er is echter een trend dat bunkers net als vroeger ruwe grasranden krijgen.
Wie zich enigszins bekwaamt in golf heeft weinig moeite om uit een geharkte bunker te komen. Sommige puristen pleiten ervoor dat bunkers niet meer aangeharkt worden en weer echte hindernissen worden. Dat scheelt greenkeepers per week vele uren werk.
Zand is heilig. Zoals Frank Pont zegt: 'Van de banen in de top 100 van de wereld liggen er zo'n 90 op zand. Op klei of veen golf spelen is net als op gravel voetballen, het kan maar is verre van ideaal.'
Zand is de beste ondergrond voor spelers (regenwater is snel weg) en zand is de ideale ondergrond voor architecten. Een zandlandschap in de duinen of in het binnenland is vaak al glooiend en het is makkelijk om het terrein met machines aan te passen (in het verleden gebeurde dat met paarden).
Een baan bouwen op zand is bovendien veel goedkoper dan een course aanleggen op klei of veen. Er moet zand naar die locaties gebracht worden en er is veel drainage nodig om de baan droog te houden. Een 18-holesbaan op slechte grond kost al snel zes miljoen euro, een baan op zandgrond kan gerealiseerd worden voor twee tot drie miljoen euro.
Een echte topbaan of -hole is goed maar ook mooi. Mooi is subjectief maar toch blijkt dat veel golfers er hetzelfde over denken:
Architecten besteden ook veel aandacht aan details die geen details zijn, zoals het vermijden of uit het zicht houden van verharde paden, hekken, etc.
In de wereld van golfbanen wordt vaak gesproken over de architecten van de Golden Age. We spreken dan grofweg over de periode 1910-1935 en de groep bestond uit onder anderen Alister MacKenzie, Charles Blair Macdonald, James Braid, Hary Colt, Tom Simpson, A.W. Tillinghast, Donald Ross. Zij mochten wereldwijd banen bouwen op de mooiste locaties, waar de natuurbescherming nu een stokje voor zou steken, maar zij onderscheidden zich ook door briljante ontwerpen die nog altijd geprezen worden.
Nederland mag zich gelukkig prijzen dat Harry Colt hier tien banen ontwierp waarvan er nog acht bestaan. Onder meer De Pan, de Haagsche (zie foto hierboven), de Eindhovensche.
Er zijn ook Autobahn-ontwerpen (freeway designs) met veel rechte holes, brede fairways en nauwelijks hindernissen. Het maakt weinig uit welke kant je opslaat! Niks mis mee, maar deze banen worden minder interessant als je beter wordt in golf.
Golfbanen zijn ook vaak een variatie van straffende, strategische en heroïsche holes. Hole 12 van Augusta bijvoorbeeld is penal (de slag moet heel precies zijn, anders is het water of zand) maar de meeste holes op de Masters-baan zijn strategic. (In elk geval was het originele ontwerp strategisch. Pont: 'Augusta is net als Cher: alles eraan is verbouwd.')
Par zegt niets. Of een hole van 415 meter vanaf de gele tees nu een par 5 of een par 4 is, het maakt eigenlijk geen verschil; het is dezelfde hole die je in zo weinig mogelijk slagen wilt overwinnen.
'Maar de par kan wel spelen met iemands psyche', zoals Frank Pont zegt. 'De hole van 415 meter krijgt een ander label als het een par 5 is, de verwachtingen en het gedrag van de speler veranderen. Vaak zie je dat dezelfde hole beter gespeeld wordt als het een par 5 is in plaats van een par 4, terwijl het dezelfde hole is.'
Holes van 230 tot 300 meter en van 400 tot 435 meter (van de gele tee) worden door architecten 'halve holes' genoemd; het is eigenlijk een par 3,5 en 4,5. Voor heel wat spelers is de 3,5 een 'driveable hole' en anderen kunnen dicht bij de green komen. Een halve hole die naar boven wordt afgerond, wordt door spelers als prettig ervaren. Een halve hole die naar beneden wordt afgerond - bijvoorbeeld de par-4 zesde op de Haagsche - vinden spelers minder prettig.
Harde, droge greens zijn niet alleen veel duurzamer (minder ziektegevoelig), ze zijn ook de beste verdediging voor een golfbaan.
Een topspeler legt de bal dood op zachte greens. Een bal waarbij de vlag net achter een bunker staat, is ook geen enkel probleem. Op banen met harde greens is dat voor een topspeler wel moeilijk. Dan is het des te belangrijker om ervoor te zorgen dat je op de tee nadenkt en de green van de goede kant benadert, zodat er geen bunker tussen jou en de vlag ligt. Pont vergelijkt het spelen op zachte greens met eten bij McDonalds: 'Af en toe is oké, maar als je het dagelijks doet is het niet goed voor je.'
'Greencomplex' is jargon; het staat voor de green, de omgeving van de green en de voorgreen.
Er zijn twee stijlen: banen waar de greens omringd worden door rough (bijvoorbeeld bij veel banen op de Amerikaanse PGA Tour) en banen met kort geschoren gras(kuilen) rond de green.
Puristen kiezen voor kort gras. Dat is 'makkelijk' voor minder goede spelers, want zij kunnen de bal dan putten of een lage chip slaan. Een goede speler gaat twijfelen tussen een flopshot, hoge chip, lage chip of een putt. En twijfel leidt tot fouten. Pont: 'Dit is dus een equalizer.'
Hoog gras rondom de green leidt tot eendimensionaal spel: je kunt de bal er alleen maar uithakken. Tourpro's zijn daar bedreven in, voor de gemiddelde speler is een geslaagde hak uit de rough erg moeilijk.
In Nederland hellen de meeste greens omhoog als je vanaf de fairway kijkt. Dat soort greens zijn dus vergevingsgezind, de bal stopt eerder. In Groot-Brittannië en Ierland zijn dit soort greens niet doorsnee. Daar moet je heel vaak op een green zien te komen die van je afhelt, veel moeilijker dus. Het vereist dat je goed bepaalt hoe ver vóór de green je de bal laat landen, om 'm van die plek de green te laten oprollen.
Op de Redan Hole op North Berwick loopt de harde green van je af. Niet makkelijk want het waait er ook altijd. Toch is de Redan de meest gekopieerde hole van de wereld; architecten uit alle landen hebben variaties van deze par 3 gemaakt.
Afslagplaatsen hebben een heel lage hellingsgraad, vaak één procent. Niet om speltechnische redenen maar omdat daarmee het merendeel van het regenwater van de tee afloopt.
In Nederland lopen veel tees één procent omhoog. Pont: 'Dat levert af en toe situaties op die ogen als een skischans, niet mooi.' In andere landen van de wereld liggen afslagplaatsen met de hellingen van het landschap mee.
Een hek bij een tee om afzwaaiers tegen te houden zou niet nodig moeten zijn; dan is er niet genoeg ruimte of is het ontwerp niet goed.
Er zijn geen officiële veiligheidsregels voor opdrachtgevers en architecten, maar er zijn wel richtlijnen. De buitengrenzen (out of bounds) moeten bijvoorbeeld niet rechts van een hole liggen - 'aan de slice-kant' - omdat veel spelers een balvlucht van links naar rechts hebben. In de praktijk zijn er nog steeds veel onveilige situaties op Nederlandse en buitenlandse golfbanen; roep bij afzwaaiers dus altijd 'Fore!'
Golfers noemen een hole soms wel eens onrechtvaardig. Goede spelers vinden het bijvoorbeeld vaak onrechtvaardig als een par 5 niet in twee slagen is te halen. Dat staat nergens geschreven, het is geen wet.
Het woord 'unfair' is misschien alleen op zijn plaats bij holes die niet door alle spelers afgemaakt kan worden (vader, moeder, opa, oma, kind). Met uitzonderingen, bijvoorbeeld de bejubelde par-3 eilandhole op TPC Sawgrass. De meeste amateurs slaan in het water, sommigen komen nooit op de green, maar bij deze beroemde hole praat niemand over 'fair' of unfair'.
Architecten hebben door de eeuwen heen wel stelregels opgeschreven waarover ze het natuurlijk niet allemaal eens zijn. Je kunt bijvoorbeeld eindeloos twisten of een par 3, een par 4 of een par 5 de ideale beginhole is. En of een beginhole moeilijk of makkelijk moet zijn.
Smaken verschillen maar over sommige dingen zijn architecten het wel eens. Bijvoorbeeld dat dit niet de ideale eerste hole is: een smalle par-4-hole met water en out of bounds op rechts en een heersende wind van links naar rechts. Niet omdat het 'unfair' is maar gewoon omdat het niet leuk is, want 90 procent van de spelers slicet de bal (balvlucht van links naar rechts). Daar houden architecten ook rekening mee.