In een ideale wereld zou ik hier een mooie verhandeling houden over hoe ik werd bevangen door een overweldigend gevoel van thuiskomen, bij mijn eerste passen op een golfclub. Als zoon van een kinderarts en opgegroeid op het hockeyveld en de tennisbaan, zag ik mijzelf op voorhand als een golfer pur sang. In de dop weliswaar, maar ik zou me hier als een vis in het water moeten voelen.
Aan de voorbereiding ligt het niet. Ik heb alle kledingvoorschriften in acht genomen, verse ballen en tees in een zijvak van de tas, en mijn ijzers zijn vanochtend uit het plastic gehaald. Niets staat mij nog in de weg van een flitsende start op de golfbaan.
Zo comfortabel kan ik niet eens een boek vasthouden
De eerste rimpeling in de vijver ontstaat als blijkt dat ik niet weet hoe je zo’n tas met clubs fatsoenlijk draagt. Op de parkeerplaats lopen twee mannen voorbij. Ze hebben hun tas met nonchalant gemak over de schouder hangen. Zo comfortabel kan ik niet eens een boek vasthouden.
Even kijk ik ze na om te ontdekken wat het geheim is. Dan kijk ik weer naar mijn eigen tas. De twee hengsels zitten op een rare plek, als een rugzak die verkeerd in elkaar is gezet. Ik gooi één band over mijn schouder. Dat werkt niet. Volgende poging... Maar hoe ik het ook aanvlieg, steeds hangt de tas weer scheef. De ene keer dreigen al mijn stokken eruit te vallen, de andere keer hangt de tas verkeerd om zodra ik hem optil. Waar is de caddie voor startende golfers?
Na enige minuten prutsen ben ik zover dat ik richting mijn eerste les durf te lopen. Vol geveinsd vertrouwen stap ik het clubhuis binnen, de tas zo ontspannen mogelijk over de schouder. Eerst richting de plee, want iets in me zegt dat het beter is om met een geleegde blaas mijn leven als golfer te starten.
Terwijl ik daarna mijn handen was, komt er een zeker heerschap de kleedkamer binnenlopen. Een jaar of 60, golvend grijs goedgekapt haar en met een babyblauwe bodywarmer aan. Type gepensioneerde bankier.
Ach, kijk nou: we hebben met een beginner te maken!
Als hij opkijkt en mij ziet staan, zegt hij met lichte aardappel in de keel: “Ach, kijk nou: we hebben met een beginner te maken!” Aangezien ik de enige andere occupant van de ruimte ben, moet het wel over mij gaan. Met clubs en al draai ik langzaam zijn richting op. De tas afdoen was simpelweg nog niet in me opgekomen.
“Onze tas laten wij buiten staan, jongeman.” Waarom hij het steeds over we en wij heeft is me niet duidelijk, maar het lijkt me niet het moment voor dat soort vragen.
“Het is de eerste keer golfen. Ik wist niet dat het zo werkte, vandaar.”
“Beginnersfoutje”, zegt hij. “Maar je moet wel weten welke sport wij beoefenen. Golven, zoals jij het zegt, heb je namelijk alleen op zee. Wij spelen golf.”
“Ok, golf, pardon.”
“En nu zeg je het als kolf, zoals de mais. Wij golfen. Nou ja, jij duidelijk nog niet, maar wij wel. Goedemiddag.”
Hij draait zich om, loopt de kleedkamer uit en laat me verbaasd achter. Ik heb nog geen bal geslagen en heb nu al het idee dat ik vreselijk slecht ben in dit spelletje. Of mag ik dat ook al niet zo noemen?