Onder de handicap 40 duiken? Appeltje-eitje! Dat dacht ik tenminste toen ik eind april de eerste hap van mijn handicap afsnoepte. Ik zat er lekker in, mede dankzij mijn ‘nieuwe’ backswing en de ontdekking van mijn lievelingsclub, de hybride-3.
Maar als ik iets heb geleerd dit jaar, dan is het wel dat de curve lang niet altijd gestaag omhoog gaat in golf. Je niveau saven, zoals bij computerspelletjes, is er niet bij. We zijn nu een paar maanden verder en ik bevind me momenteel toch wel in een soort impasse.
Mijn rondes zijn over het algemeen niet dramatisch slecht, maar ik speel telkens zo’n beetje exact mijn handicap, terwijl ik wil zákken. De ene keer zijn het mijn matige teeshots, de volgende keer is het bedroevend putten dat me weerhoudt van een doorbraak (alles daartussenin gaat eigenlijk wel goed). Op het moment van schrijven (31 juli) staat mijn handicap op 45,6. Hoewel ik nog altijd vol vertrouwen ben dat ik mijn handicapdoel van 2025 ga halen (minimaal 39,9), is er dus nog werk aan de winkel.
Zelden top ik de bal bij mijn tweede slag, maar vaak juist bij de afslag. Vreemd toch?
Aan mijn instelling zal het nooit liggen, dat moet iedereen maar van me aannemen. Waar ik kan, duik ik de range op of de baan in, maar vrije tijd heb ik helaas niet in overvloed. Toch wend ik alles aan om vooruitgang te boeken in deze sport. Zo verslind ik instructiefilmpjes op social media en heb ik zelfs de hulp ingeroepen van ChatGPT.
Maar nu mijn golfpro Loed en ik eindelijk een soort passend ritme in onze agenda’s hebben gevonden, merk ik weer wat het beste medicijn is tegen alle twijfels over je eigen golfspel: les nemen.
In de laatste les voor mijn zomervakantie, meld ik me op de drivingrange van 't Sybrook met maar één prangende vraag: hoe krijg ik een stabielere, herhaalbare swing? Want als er iets is wat telkens weer terugkomt, dan is het wel dat vooral mijn teeshots nog te wankel zijn. Het toppen van de bal is een euvel dat soms ineens toch weer de kop opsteekt. Zelden bij mijn tweede slag, maar vaak juist bij de afslag. Vreemd toch?
Ik vertel Loed aan het begin van de les over de talloze drills en technische aspecten waarmee ik tussentijds aan de slag ben gegaan, gestimuleerd door alle wijsgeren op social media (en AI dus). “Alles is waar. Maar niet alles is ‘waar’ voor jou”, antwoordt hij daarop, met een grijns op zijn gezicht. Verkoopt Loed ook tegeltjes?
In de overvloed aan verkrijgbare online informatie schuilt voor mij een Pandora’s Box
Met andere woorden: wat werkt voor de een, werkt niet per se voor de ander. Mijn golfpro kent mij inmiddels een beetje, en probeert zijn aanwijzingen vooral ‘compact’ te houden, omdat ik nu eenmaal heel veel ‘in mijn hoofd zit’. Verstandig, want in de overvloed aan verkrijgbare online informatie schuilt voor mij een Pandora’s Box. Ik dreig verstrikt te raken door mijn eigen leergierigheid.
Er zijn daarom slechts een paar – ogenschijnlijk eenvoudige – aandachtspunten die mij volgens Loed al gaan helpen aan een stabielere swing. “Jij was net heel erg met de rotatie bezig. Maar je moet eerst gewoon eens zorgen dat je op dit punt goed zit”, concludeert Loed, wijzend op de take-away, in een kraakheldere uitleg van nog geen 20 seconden:
“Je hebt de neiging om je club op te tillen en te gaan kantelen." Dat moet ik dus niet doen. "Sleep, naar de toppositie, neerwaarts slaan en mee roteren. En dat in een vloeiende beweging.” Golf – het ziet er zo makkelijk uit hè?
Om dat neerwaarts slaan te trainen en verbeteren, moet ik plaatsnemen op een hulpstuk dat een downhill ligging simuleert (foto hierboven). Zo is het een stuk moeilijker om neerwaarts te slaan, dus voor jou is dit een heel goede oefening”, legt hij uit in dit fragment:
Maar ook het nabootsen van juist een tegenovergestelde ligging – uphill – kan me helpen bij het perfectioneren van mijn swing. Dit geldt volgens Loed voor alle golfers die van nature van buiten naar binnen slaan in hun swing. “Jij hebt af en toe de neiging om langs de bal te snijden. Dat gaat moeilijker worden met deze ligging. Je wil bij een bal boven je voeten juist meer van binnen naar buiten. Dit gaat je helpen om je zwaaibaan aan te passen naar een draw, zonder dat je daarbij te veel hoeft na te denken.”
Niet te veel nadenken, dat klinkt me als muziek in de oren. Want op het moment dat je dit leest, lig ik waarschijnlijk in mijn hangmat op de camping, ben ik aan het jeu-de-boulen met mijn dochters, of vaar ik in een bootje op de Regge. Al zal er ongetwijfeld ook nog (volop) gegolft worden. Mijn vader en broertje hebben inmiddels ook een handicap achter hun naam staan. Dat belooft nog wat.