Tips

Oefeningen voor betere chips

Oefenen op het korte spel is niet de meest favoriete bezigheid van golfers. En toch levert het veel op als je vertrouwen krijgt in bijvoorbeeld je chips. Hier vier oefeningen die uiteindelijk resulteren in een lagere scores.
Beeld: Getty Images

Beeld: Getty Images

Tip 1 van Sander van Duijn: afstandscontrole

Bij slagen rond de green hebben veel spelers moeite met afstandscontrole. De belangrijkste oorzaak is dat het contact tussen club en bal niet constant is en de snelheid van de club per slag verschilt. Dit maakt de speler onzeker en dat leidt vaak tot een minder resultaat. Daarom oefen met spelers vaak de chip met een hybride en een puttbeweging. 

Pak een hybride (3, 4 of 5) vast en gebruik een puttgrip. Sla vervolgens de bal met een puttbeweging naar de hole. Je zult zien dat het aan het begin nog een beetje wennen is, want de bal houdt langer zijn snelheid. Dat komt omdat een hybride - naast dat hij langer is - meer loft heeft dan een putter en de bal in het gras dus een paar keer stuitert voordat hij echt weerstand krijgt van het gras. Als je een putter zou gebruiken dan zou de bal sneller gaan rollen en meer weerstand krijgen.

Deze slag met een hybride is natuurlijk niet aan te raden in het hoge gras, maar alleen op plekken buiten de green waar het gras iets korter is. Deze slag kun je ook uitvoeren met een sand wedge, pitching wedge of een andere club. 

Ga ermee experimenteren en onthoud de volgende stappen: 

  • Pak de club korter vast en gebruik een puttgrip
  • De balpositie is hetzelfde als bij het putten
  • Zorg dat de shaft iets meer rechtop staat door iets dichterbij de bal te gaan staan, ook al gebeurt dit vaak automatisch met een puttgrip
  • Maak vervolgens in hetzelfde ritme als bij een putt een chip

Tip 2 van Mette Hageman: met een muntje

Een goede oefening voor het chippen is een drill die ik graag de money talks drill noem. Belangrijk bij het korte spel is een goede set-up, en bij een chip and run is deze set-up 'knusser'. Wat ik daarmee bedoel is dat je de club korter gript, je gewicht op de voorste voet leunt en de bal in het midden legt (of bij voorkeur iets meer naar achteren in je stand). Leg tien centimeter voor de bal - in lijn met de vlag - een 50 eurocent muntstuk. Als je de juiste beweging maakt en de goede invalshoek hebt - waarbij je eerst de bal raakt en daarna als een soort stofzuiger over de grond gaat - vliegt het muntje met de bal mee! Waarom 50 cent? Die geeft het mooiste geluid!

Tip 3 van  Guido Loning: sweepen

Ik zie nog steeds dat veel golfers van buiten de green vaak voor de putter gaan en niet kiezen voor een chip. Waarom? Omdat iedere golfer weet wat er gebeurt als je putt: de bal rolt. Dat is logisch, maar wat veel golfers minder logisch vinden is dat als de bal wordt gechipt, de club de bal omhoog brengt met de loft van de club. Chippen lijk wat dat betreft heel erg op putten: de club bepaalt of de bal vliegt of niet, en niet de beweging. Hoe train je nou het gevoel dat de club de bal voor je omhoog slaat, zonder dat je met je handen - of een andere beweging - onder de bal hoeft te komen? 

Het begint met een goede set-up. De positie van de bal is in het midden - of iets meer achter in je stand, maar niet te veel. De gewichtsverdeling in je stand is 65 procent op de voorste voet en 35 procent op de achterste voet. De handen zijn iets voor de bal en tijdens de beweging gebruik je niet je polsen. Wanneer je de zool van de club over het gras veegt (alsof je het gras maait), laat je de club het werk doen.

Om een goed gevoel voor het sweepen te ontwikkelen kan je het volgende doen: pak een tourstick vast met twee handen en plaats het uiteinde zo ver mogelijk bij je vandaan buiten de achterste voet op de grond. Duw de stick vervolgens lichtjes tegen de grond en veeg de stick (in een chipbeweging) zo ver als je kunt voor je langs en voorbij de voorste voet. De stick sleept over het gras. Als je bij deze beweging je polsen zou gebruiken lukt het niet om de stick lang over de grond te sweepen. Dit is precies dezelfde beweging die je nodig hebt bij het chippen.

In deze video kun je goed zien hoe het moet:

en accepteer marketing cookies om deze inhoud te kunnen bekijken.

Neem nu de club waarmee je wilt chippen en probeer bij impact het vegende gevoel van een sweep te krijgen. Je maait de club door het gras, maar slaat niet in de grond. Met welke club je dit doet maakt niet. Als je de bal sneller wilt laten rollen kan je voor een lagere ijzer met minder loft kiezen. 

Tip 4 van Jurrian van der Vaart: één club

Een leuke drill waarmee je snel een beter gevoel krijgt voor hoe hard je bal bij het chippen van de club komt is de ladder drill. Bij deze drill gaan we niet op een hole mikken, maar focussen we alleen op waar de bal met de eerste stuit landt. Kies een mooi plekje rond de green waar je de ruimte hebt - denk aan ongeveer twintig meter - om meerdere ballen te chippen. Leg op vijf meter afstand een club neer. Vervolgens leg je nog drie clubs op 8, 11 en 14 meter afstand. Je hebt hiermee drie 'vakken' gecreëerd. Als je meer ruimte hebt kun je ook vijf of zes clubs neerleggen of de ruimte tussen de verschillende vakken vergroten. 

Nu is het de bedoeling dat je, zonder met je techniek bezig te zijn, de ballen in elke vak gaat slaan. Gebruik hiervoor een en dezelfde club zodat je jezelf traint om met een club verschillende afstanden te slaan. De bedoeling is dat je eerst drie ballen in het eerste vak slaat. Als dat drie keer achter elkaar lukt mag je door naar het volgende vak. Dit herhaal je totdat je in het verste vak drie ballen hebt laten landen. Hoe verder je komt, hoe moeilijker het wordt. Als je een fout maakt moet je terug naar het eerste vak.  

Als je deze drill goed onder knie hebt krijgt je lichaam een beter gevoel voor wat het moet doen om de bal op een bepaalde plek te laten landen. In de baan is het vervolgens een kwestie van het uitkiezen van een landingsspot en je lichaam het werk laten doen. 

NB: Ikzelf gebruik éénstok voor alle slagen rond de green. Daar heb ik bewust voor gekozen omdat er niet genoeg uren in een dag zitten om met vier verschillende wedges elke chip te gaan trainen. Veel golfers hebben moeite met hun short game, en hoe meer opties je ze geeft hoe moeilijker het voor ze wordt. Dat komt omdat de set-up elke keer anders is. Pak daarom een club waarmee je lekker chipt. Dat kan een 9 zijn, of een pitching wedge. Ik doe alles met een 58-graden wedge, een club tussen een lobwedge (60 graden) en een sand wedge (56 graden) in. Natuurlijk kan ik ook met andere clubs chippen, maar als ik onder druk sta geeft mijn 58-graden wedge mij het meeste vertrouwen. Ik kan de bal laag, hoog, met een draw of een fade spelen. Het maakt het trainen heel simpel. Je neemt veel vraagtekens weg door met één club te chippen. Als je de drill met één club goed kan uitvoeren, zijn er in de baan weinig ballen die je niet kunt slaan. De meeste chips zijn ballen van 20 tot 25 meter uit de rough en bunkerslagen van 10 meter, en niet de moeilijke flopshots. 

Lees meer over
Golftips Instructie